21 januari 2025
Met regelmaat worden wij gebeld over vastzittende situaties met betrekking tot (vermeend) ongewenst gedrag. Er hebben zich melders bij de vertrouwenspersoon vervoegd die absoluut anoniem willen blijven. Men meldt een ‘angstcultuur’ , veroorzaakt door het management en een groepje collega’s. Formele klachten worden niet ingediend nu dit nu eenmaal vereist dat een klager alleen niet-anoniem kan klagen. De vertrouwenspersoon heeft aan de directie laten weten dat de melders zo bang zijn voor ‘wraak’ indien zij zich kenbaar maken dat zij alleen met de vertrouwenspersoon of een externe derde willen spreken. En dat zij dan alles wel op tafel zullen leggen, vooral het ontzettende intimiderende en angstaanjagende gedrag van de leidinggevende. De verkennende gesprekken worden georganiseerd; de melders spreken individueel met een externe professional. Het beeld dat uit deze gesprekken opdoemt is: een strijd tussen twee kampen die de afdeling verdeelt, doorgeschoten en te lang geaccepteerd informeel leiderschap van één collega, een half afgeronde en gebrekkig doorgevoerde reorganisatie en, last but not least, een leidinggevende die inhoudelijk zeer sterk is maar weinig leiderschapskwaliteiten lijkt te hebben. Nogal wat ‘cultuuraspecten’ dus en twee meer persoonsgerichte elementen: de te sterk doorgeschoten informele leider en het gebrekkig functionerende afdelingshoofd die inderdaad een nogal ruwe en intimiderende stijl hanteert bij ongewenste tegenspraak. Hamvraag nu: is er sprake van persoonsgericht onderzoek? Eerst wederhoor bij de vermeende informele leider en het door de melders gebrandmerkte afdelingshoofd? Of eerst een herformulering van de opdracht, vergezeld van een procedure van onderzoek (hoor/wederhoor)? En, daar is die weer: was ook de eerste interventie (verkenning) onderhevig aan de vergunningsplicht conform de Wbpr? Of is hier pas sprake van zodra er sprake is van persoonsgericht onderzoek? En behoeft er dan pas door gediplomeerde onderzoekers met politiepasjes gezwaaid te worden? Altijd weer stof voor discussie in een werkveld dat volop in de belangstelling staat en voer voor intervisie!
Ernst-Jan Schubad